Door: Wijnand Vlierhuis.
De Aquila was in het holst van de nacht al vertrokken uit de haven van Scheveningen. Ik persoonlijk was in een lekker diepe slaap gevallen in de slaapvertrekken benedendeks, en werd tegen zevenen in de ochtend pas wakker. De zee golfde slechts lichtjes maar de lucht was nog erg grijs bewolkt. Tot daags van tevoren was de planning dat we met de Mattanja vanuit IJmuiden zouden vertrekken naar de Leliegracht, maar dat ging blijkbaar niet door. Langzaam aan werden de overige aanwezigen ook wakker. Schipper Willem had lekker door kunnen varen, nog slechts een uurtje en we waren bij de wraklocatie van de kruisers. Er was nog wel tijd voor een bekertje thee en een paar boterhammetjes. Nadat de boei was uitgeworpen op het wrak en de Aquila was geankerd, konden we al gelijk gaan omkleden. Het water liet geen stroming van betekenis zien en de lijn was tot heel diep te volgen in het bijna blauwe water.
Ik dook samen met Rene Lipmann als derde buddypaar. Vandaag waren er opvallend veel fotografen mee, Cor Kuyvenhoven, Udo van Dongen, Rene en ondergetekende. Deze dag kon dus goed gedocumenteerd worden. Langs de verbindingslijn zwommen we aan de oppervlakte naar de boei en zakten daar af. Inderdaad, het water was gigantisch helder en stroomloos, en het wrak doemde al zeer snel beneden ons op. Dat zag er nog eens imposant uit als je zo’n eind kan kijken!
We doken op de Aboukir, één van drie Engelse kruisers uit de eerste wereldoorlog. Het anker lag op een groot stuk romp die vol begroeid staat met zeeanjelieren en er omheen zwommen de bekende scholen steenbolkjes. Ik speurde gelijk wat dichter tussen die anjelieren, als plichtsgetrouwe ‘monitor’. Maar uiteraard is dit nog steeds een leuke liefhebberij. De vele zandgrondeltjes met de rode buikjes zijn wel bekend, vandaag leuk waren de best vele maar nog kleine grote vlokslakjes. We volgden de uitgelegde gidslijn en kwamen bij meer gebroken wrakdelen. Dit puin is voller begroeid met zeemargrietjes, al afgestorven tubularia en wat verstopt de sierlijke slibanemoontjes. Ik vond een jong zeedonderpadje, een paar forse botervissen en zelfs een zwarte grondel. Die had ik nog niet eerder gezien zo ver uit de kust. Uiteraard zaten er wel overal de noordzeekrabben en fluwelen zwemkrabben, en dieper verstopt de massale hoeveelheden maar uiterst kleine porceleinkrabbetjes. Ik vond meer vlokslakjes, en zelfs een brede ringsprietslak.
Alhoewel de kruisers in de loop der tijd behoorlijk opgebroken zijn, is er nog veel in detail herkenbaar. Kisten, pantserbeplating, voorraadrekken, ballaststenen, leidingen, dat soort dingen. Ik zwom even de zandbodem op naast dit wrakpuin. Er lagen vele kleine zeesterretjes tussen de bedden gruiskokerwormpjes, overal schoten zandgrondeltjes weg en verspreid liepen heremietkreeftjes allemaal met zeerasp begroeide huisjes. De vrij zwemmende vissen waren nieuwsgierig, om me heen kwamen vele steenbolken even kijken, met tussendoor een paar jonge kabeljauwtjes en enkele forsere pollakken. Ook zwom er een barbeel, maar die hield niet zo van aandacht. Zo nu en dan moest ik even opkijken of ik nog in de buurt van Rene was, maar die nam rustig alle tijd voor zijn groothoek foto’s. In dit zicht was het dan ook een schitterend panorama, die begroeide wrakdelen met de scholen vissen. Het was alleen een tikje duister vanwege het bewolkte weer boven.
Verderop werd al het deel van het wrak zichtbaar wat ze ‘de tempel’ noemen; een hoog uitstekend bouwwerk van balken en spanten. Uiteraard zijn ook deze volledig begroeid met tapijten van zeeanjelieren en zeemargrietjes. Scholen grote steenbolken huisden dicht opeengepakt in en om dit bouwwerk. Ik bekeek de hoger gelegen balken wat nauwkeuriger, en inderdaad groeiden ook hier juist hogerop enkele kleine zeedahliaatjes. Voor mij verder interessant waren de grote kolonies zeerasp in roze en wit, en een broodspons vol spookkreeftjes. Verstopt waren er zelfs wat brokkelsterretjes, in tegenstelling tot Zeeland zie je die hier op de Noordzee erg weinig. En ik vond nog een paar van die jonge grote vlokslakjes.
Vlakbij waren Ben en Peter druk bezig met het bevrijden van een noordzeekrab. Ik gaf aan vanwege mijn luchtvoorraad in mijn enkel vijftien liter fles beter terug te keren. Rene bleef bij de anderen. Bij het gebroken deel lag nu een tongschar, een best fors exemplaar. Waarom zie ik dit jaar zoveel van deze soort platvis? Nu het hier rustiger zonder andere duikers was hingen er meer steenbolken en pollakken rond, met onderaan een paar jonge kabeljauwtjes. Nog steeds was het geweldig om te zien, dat wraklandschap en die visscholen in dit ongelooflijk heldere water. Langs de gidslijn peddelde ik verder, zag de munitiekisten, een paar grote tandwielen, de vele grote noordzeekrabben, en ruzie makende fluwelen zwemkrabben. En dan, bij een wand van die stapelrekken, waren daar enkele luipaardgrondels. Een mooie waarneming voor als je van kleine visjes houdt, want deze soort is schuw maar erg mooi. Het waren grote exemplaren. Even adem inhouden, dichterbij laten glijden, en dan afdrukken. Kijk dat lukte, weliswaar van bovenaf maar stapje voor stapje kom ik aan steeds betere opnames van deze schuwe maar mooie visjes. Nog maar kort verderop lag de romplaat als anjelierenvlakte, waar het anker van de boeilijn lag. Eventjes keek ik onder een wrakplaat vlakbij. Nou, dat was mooi, als afsluiter kreeg ik een gehoornde slijmvis cadeau. Een mooi visje kleurig visje met die parmantige pluimpjes op de kop.
Een snel fotootje geschoten en dan moest ik toch echt gaan opstijgen. Ik moest zes minuten blijven hangen, maar met geen stroming van betekenis en de boot binnen zichtafstand is dat niet zo vervelend meer. Je kon eens lekker rond zwerven door het open water en was niet aan de lijn gebonden. Helaas kwam er deze keer niets spannends voorbij zweven.
We kwamen boven in een buitje regen, maar dat mocht de pret niet drukken. We verlegden voor de tweede duik het schip naar één van de andere kruisers, de slechts een paar honderd meter verderop gelegen Hogue. In overleg nam een sportvissersboot onze vorige plek in. Gedurende de tussenliggende wachttijd op de volgende kentering nam de weinige golfslag nog een beetje verder af, en zo te zien stroomde het niet hard en bleef het water helder. Het was dan ook rond doodtij. We konden daardoor goed de boot vlak naast de boei ankeren. Ruim een uur voor de berekende kentering zag het er al zo goed uit dat we eerder er in doken. Direct naast de trap konden we al afdalen langs de lijn.
Het water was inderdaad weer lekker helder en er stond geen stroming van betekenis, nu drong er zelfs iets meer daglicht door. Het wrak kwam wederom heel snel in zicht, het anker lag aan een grote rompplaat. Na het landen viel me gelijk iets opmerkelijks op. De romp was deze keer niet zozeer begroeid met zeeanjelieren, maar overal met kolonies bretelzakpijpjes. Die had ik bij mijn vorige duik op dit wrak anderhalve week geleden niet gezien, maar het waren er nu echt veel. In Zeeland bijvoorbeeld vind je deze alleen maar in Burghsluis.
Om ons heen zwermden de gebruikelijke scholen steenbolken en op de wrakplaten schoten vele kleine zandgrondeltjes weg. Rene zwom langs de gidslijn door naar Ben, ik bleef wat achter om kalm mijn kleine diertjes op te zoeken. De kolonies bretelzakpijpjes stonden werkelijk overal in groepjes, en zoals gebruikelijk liepen er vele noordzeekrabben en fluwelen zwemkrabben rond. Bij de gebroken wrakdelen vond ik velden vol zeemargrietjes en broodsponzen. Het was er een gekrioel van kleinere steenbolken. In het puin was veel herkenbaar, zo meende ik zelfs een patrijspoort te zien liggen of in ieder geval een rond luik. Tussendoor vond ik een enkele zeedonderpad en weer een zwarte zeegrondel. Wat dieper lag een erg grote tong, lekker stil en rustig. Die heb ik even goed kunnen bekijken, want het dier bleef lekker rustig liggen. Verder op het zand lagen weer vele jonge zeesterretjes en renden er heremietkreeftjes rond. Dan lag daar een schol, maar deze was iets schuwer.
Ik keerde terug naar het wrak en onderzocht enkele rechtop staande balken. Ze zaten vol met grote oppervlaktes zeerasp. De moeite waard om even tussen te zoeken, en zoals gehoopt vond ik eerst de hele fijne eiersnoertjes, en dan het paartje bijbehorende zeerasp knotsslakjes. Die heb ik Udo ook even aangewezen. Als je een tijdje zo nauwkeurig kijkt, dan blijken er opeens een handjevol van deze zeerasp knotsslakjes te zitten.
Ik daalde terug naar de bodem en zwom aan de andere kant van het wrak langzaam terug. Er waren de gebruikelijke zeesterren en heremietkreeften. In het puin zaten de noordzeekrabben, en dan vond ik weer een kleinere tongschar. Drie soorten platvissen in één duik, dat is ook leuk. En dan vond ik eindelijk weer eens een aantal van die hele kleine glanzende tepelhorentjes. Tot nu toe heb ik deze huisjesslakken alleen maar op de Noordzee gezien. Tevens vielen me de bollen op die zich verzameld hadden in de luwere hoekjes en kuiltjes, dezelfde als anderhalve week geleden. Ik heb ze nu beter bekeken en zelfs maar een monster ervan mee genomen. Het gaat hier inderdaad om plukken vliescelpoliep.
Inmiddels was ik weer bij de het deel van het wrak wat bestond uit de egale romp. Herkenbaar waren kleine buisgaten en de stabilisatie elementen als kleine muren. Er was een ruimte onder, waar het vol hing met een compacte school steenbolken. Ze waren niet echt bang en je kon er met ingehouden adem heerlijk tussendoor zweven. Mooie belevenissen zijn dat altijd, overal om je heen glanzende vissenlijven. En boven me in open water verscheen een grote school horsmakrelen. Dit zijn mooie vissen en ook bij deze kon ik nu redelijk dicht bij komen. Als moest ik er wel een stukje voor omhoog het open water in. Met dit zicht geen probleem want uitzicht over het wrak bleef je tot ver houden.
Na terug te zijn afgedaald keek ik nog een tijdje in de buurt van de boeilijn rond. Aan de onderkant van overhangende platen ontdekte ik massa’s oorkwalpoliepen, die zitten dus ook op volle zee. En tevens een paar driekants kalkkokerwormen. Na nog een laatste blik op de kolonies bretelzakpijpjes begon ik aan mijn opstijging. Ik moest weer zes minuten uithangen. Dat kon nu vlak onder de boot, die je al vanaf diepte als silhouet kon zien liggen. Het water was heerlijk stroomloos dus dat maakte alles lekker makkelijk. In de tussentijd zag ik zelfs de silhouetten van makrelen beneden me zwemmen, en heeeel in de verte waren de feller witte dubbelsets van de anderen nog wel zichtbaar. Let wel, die waren op dat moment dus nog twintig meter dieper! Terwijl ik de trap op klom begon het zonnetje het te winnen van de wolkenlaag. Nou, toch nog een beetje zomergevoel!
Natuurlijk werd na afloop nog even geposeerd voor promotie fotoshoots nu er zoveel fotografen aan boord waren. Even kort zoeken tussen loodjes met lijnen die door de duikers mee naar boven waren genomen, leverden vele porceleinkrabbetjes op, wat broodspons, slijkgarnaaltjes en spookkreeftjes. Iedereen was dol enthousiast over deze mooie duiken. Allemaal hadden ze die op hun eigen manier beleefd, maar de waardering was unaniem hoog. Joop meldde mij overigens dat hij een spinkrab had gevonden. Jaloers, die wil ik ook nog zo graag treffen. Het zonnetje brak verder door en over een comfortabel rustige Noordzee vaarden we terug naar Scheveningen. Het werd een gezellige rit en we kregen nog een lekkere schotel pasta geserveerd.