Door: Jacob Leloux. Een ontspannen dagje op de Noordzee. Zeg maar een rustig dagje met weinig wind tussen talrijke dagen met veel wind. Het eerste doel was de Queensford, maar het was al duidelijk dat we in verband met de kentering niet op tijd zouden zijn. We voeren langs twee zwartgele wrakboeien en besloten daar maar eens te gaan kijken. De schipper kwam al gauw met de naam van het wrak: de Vaderdag (naar het schijnt is het wrak door vissers op een vaderdag ontdekt, maar meer is er niet over bekend). Ben vertelde dat hij daar twintig jaar geleden eens op gedoken had en dat er toen niets meer van te halen was.
Marjon en ik gingen als derde buddypaar omlaag en bij het anker op 30 meter diepte volgden we het gele lint over de bodem (tongetje!). Een meter of vijftien tot twintig verder op kwam een schuine metalen wand uit het zand. We zagen een noordzeekrab verstrikt in een net. We pakten onze messen en probeerden de krab los te snijden. Het beest was er niet helemaal mee eens: met beide scharen en al zijn poten greep hij nog steviger het touw beet. Een keer greep hij Marjon’s mes en een keer mijn vinger (“Laat los, stom beest”). Na vijf minuten was hij los en liep hij weg met een stuk touw dat hij echt niet los wilde laten.
We zwommen over de wand verder omhoog en gingen over de rand heen. Een wirwar van stalen balken en resten van vermoedelijk een dubbele wand werd zichtbaar.
Overal lagen hoopjes van visserslood in allerlei vormen. Ben had ons gezegd dat we dit keer zo min mogelijk onze lampen aan moesten doen, zodat de vissen dichterbij kwamen. En inderdaad, de scholen met steenbolken naderden ons tot soms minder dan een halve meter. En dan, op het zand tussen de balken, zagen we een voor ons nieuwe grondel: groot, lang, met paarse vlekken. Het moet de luipaardgrondel geweest zijn.
We stegen verder op het wrak tot 24 meter diepte. Nog even kijken tussen de zee-anjelieren wat voor klein grut er te zien is. Veel brokkelsterretjes en een paar slakjes: ongeveer een centimeter groot, ovaal, met veel witte puntige “haren” en twee iets langere puntige antennetjes. Ik houd het op jonge kleine of grote vlokslakken. Marjon zag alleen maar een paar witte vlekjes. Ze zal toch leesglaasjes in haar bril moeten laten zetten. Met slechte enkele minuutjes decotijd te hangen gingen we terug naar het schip.
De tweede duik zou op de Panago zijn, maar Ben, die als eerste ging, kwam al snel naar boven met de mededeling dat er geen zicht was. Terug naar de haven van Scheveningen met een fraaie zonsondergang en een donkere wolkenformatie boven land. Aan land, weg rijdend van de haven, waren we getuige van een spectaculair onweer. Zo eentje waar je de hele tijd aan de horizon de wolken ziet oplichten, maar je hoort de donder niet. Een mooie afsluiting van een fraai dagje Noordzeeduiken.