Er waren al enkele ‘winter Noordzeeduiken’ gepland, maar dit was de eerste die door ging. Voor het seizoen was het ongewoon zacht en mild weer, maar daardoor konden we wel uitvaren. De avond ervoor verzamelden we aan boord, de Aquila voer namelijk al om vijf uur in de ochtend uit. Tegen half acht kwam de zon bloedrood op aan de horizon boven, verder lagen er in de andere verten grote tankers voor anker en er stonden boortorens. We hoefden nog maar een klein stukje. Boeilijn uitgooien, omkleden, dit keer ankerde de Aquila niet maar bleef rondvaren. Van ons drietal raakte een buddy even verward in de boeilijn, nadat hij was los gemaakt daalden we af. Vanwege het zwaar bewolkte weer werd het al gauw donker onder water, al was het wel helder. Het wrak van de H.M.S. Aboukir werd pas zichtbaar door de lampbundels van de eerdere duikers beneden ons. Even oriënteren hoe die boeilijn precies zat; de lijn was om een hoog punt heen geslagen, liep dan naar beneden door en pas daar lag het anker met de inmiddels staande hefballon er aan. Kort overleg welke richting we op gingen, de gidslijn volgen was toch het verstandigste. Om ons heen zwermden volop steenbolken, de romp van het wrak stond vol zeeanjelieren. De noordzeekrabben zaten nu opvallend terug getrokken, de fluwelen zwemkrabben liepen meer vrij rond. Als je beter keek begonnen overal al kleine bosjes penneschachten op te groeien, daar tussen krioelden slijkgarnaaltjes, spookkreeftjes en de porseleinkrabbetjes. Verderop kwamen we bij hoge gebroken wrakdelen. Op de bodem lagen stapels granaten, op de hoge delen stonden grote groepen spierwitte margrietjes. Zonde dat het zo donker was, dit zou een mooi uitzicht hebben gegeven. In dit stuk bleven we iets langer rond hangen. Ik vond een tongschar. Dan even door naar de zandbodem. Hier zag ik slechts enkele heremietkreeftjes en gruiskokerwormpjes, maar dit was meer omdat mijn duiklamp al begon te doven. Toch straks maar weer eens opladen. Even leek het er op alsof mijn flitser kortsluiting had, maar het was Cor die vlak naast mij druk aan het fotograferen was. Daarna doken mijn buddy’s door een doorgang heen naar de andere zijde van het wrak, ik ging er overheen. Boven op de romp vond ik twee kolonies puimsteenmosdieren, en de steenbolken waren leuk nieuwsgierig. Aan de andere zijde weer even afdalen, de route van de gidslijn weer oppikken en kalmpjes door duiken maar. Er zwom een meter grote pollak, maar die bleef nogal op afstand. Hogerop groeiden tevens kolonies grijze korstzakpijp. We kwamen weer in de buurt van de boeilijn. Nog even een laatste blik op de fluwelen zwemkrabben, zeeanjelieren en steenbolken stegen we maar op. Lucht had ik nog genoeg, maar ik moest wel al zes minuten uithangen. Doordat ik aan boord nog even mijn fles had opgetopt met gewone lucht was mijn nitroxmix minder rijk. Het stroomde lichtjes, maar toch hingen we kalmpjes de tijd uit. Aan de oppervlakte lieten we ons stuk voor stuk terug naar de Aquila terug drijven en de duik was weer voorbij.
Vandaag werden niet actief netten gesneden en die liggen er eigenlijk op de H.M.S. Aboukir ook niet meer. Wel zijn er nog enkele losse flarden mee genomen samen met wat verloren lood. Op het dek in de bak struinden we daartussen nog wat naar kleine diertjes. Naast de gebruikelijke porseleinkrabbetjes, zeesterretjes en brokkelsterretjes trof Wouter een kauri schelpje aan. Een kleine soort met glad huisje, een soort ‘koffieboontje’ in ieder geval, maar leuke vondst! Na de duik hebben alle wrakduikers dan ook driftig de nodige monitorings-formulieren ingevuld.
Conclusie: de H.M.S. Aboukir is dus inmiddels een mooi schoon wrak met iedere keer weer opvallend nieuw leven. De volgende keer gaan we weer een ander wrak bezoeken.
Door: Wijnand Vlierhuis