Tien dagen ben ik aan boord van een 55 meter lang drijvend eiland en word ik langs verschillende werelden geslingerd. Toen aan het begin van de tocht de golfhoogte 2.5 meter was en mijn evenwichtsorganen nog niet aan beweging waren gewend, bestond mijn wereld uit mijn kooi. Iedereen weet dat je me dan kunt vinden in het bedje waar de emmer naast staat, tótdat we gaan duiken. Daar zijn we immers voor op expeditie. En onderwater doe je in ieder geval meer kennis en ervaring op dan op een kussen.
In drie dagen tijd ging de woeste wereld geleidelijk over in een kalme. Daarbij was de wind dusdanig gaan liggen dat er zich mist kon vormen. Schuimkoppen naar mist ging samen met de transformatie “eenzaam op bed” naar “met iedereen aan tafel”; o.a. om eindeloos te Klaverjassen. Op maandag was ik één van de tien duikers die ondanks het ruige weer het water in sprong. Zonder spijt, want ik maakte met Erik (S) een melige duik in paradijselijk blauw water. Maar bij de dag van de dichthangende mist kregen we die keuze niet. De wereld en het drijvende eiland werden kleiner met de minuut dat het doorzicht voorbij het patrijspoortje niet beterde. De sfeer in de groep wist de frustratie te overtreffen en bovendien konden we om 20:00 alsnog te water op Engels grondgebied. Ik vond met Tammo o.a. Eierdopkoraal (Caryophyllia smitthi), enorme Eetbare zeeappels (Echinus esculentus) en Zevenarmige zeesterren (Luidia ciliaris).
Het is voor mij de tweede keer dat ik op de Doggersbank ben. De kleur van de oceaan is hier kraakhelder en blauw. Onder de 25 meter ligt dit jaar een geheimzinnige maar directe overgang naar een groene, troebele en vooral koude waterwereld. Veel zicht is een cadeautje, maar niet echt nodig om biologische vondsten te doen. In 7 duiken vond ik 28 verschillende soorten kleurrijke zeenaaktslakken. Over cadeautjes gesproken… Er zaten enkele soorten tussen die ik in eerdere expedities aan de Nederlandse slakkenlijst heb toegevoegd, waaronder de Zeespriet-kroonslak (Doto pinnatifida) en het Spiegeleitje (Diaphorodoris luteocincta). De ‘vetste’ vondst was de 14cm (!) door Sandra gedoopte ‘Koning Triton’ (Tritonia hombergi), die ik op 40,9 meter een paar meter voor eieretende Kristalwitte eiereters (Favorinus blianus) vond. Wel leuk dat soorten hun naam eer aan doen; ze aten met z’n tweetjes van het eisnoer van een Citroenslak. Martijn zijn database aan in-vitro foto’s is met deze trip goed aangevuld.
Met Oscar maakte ik dinsdag een duik waarbij we niet verder dan 3 meter van het anker kwamen. Vondst na vondst legde Oscar vast en op een gegeven moment stonden er al drie waarnemingen van me voor hem in de wacht. Bij een van de vondsten ging mijn hartje sneller kloppen. Ik wist nog niet waarvoor, maar ik herkende dat het iets was wat ik niet kende. En om in het thema van mijn blog en expertise te blijven, betrof het natuurlijk een zeenaaktslak. Pas drie dagen later ben ik er goed voor gaan zitten om te determineren welke soort het die duik betrof. Ik moest het doen met de foto’s van Oscar, want in de waan van de duik wist ik niet meer bij welke soort Oscar gebleven was met fotograferen en was Oscar vergeten dat ik het ‘slak-in-buis’-teken had gegeven. In een momentje van rust bouwde ik achter een laptop met historisch traag internet mijn eigen spanning op en ontdekte ik dat het ging om Knoutsodonta pusilla (voorheen taxonomisch ingedeeld als Onchidoris). Over de Nederlandse naam voor deze sterslak, een bruine… werd uiteraard urenlang gegrapt. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om de wetenschappelijk naam te vertalen die er in 1845 aan gegeven is en daarmee is de “Kleine sterslak” in Nederland geboren.
Floor Driessen