De bodem van de Noordzee is vooral zand. Kilometers lange, monotone herhalingen van golfribbels geboetseerd uit fijne, lichtgele korreltjes. Hier en daar onderbreekt een scheepswrak dit patroon. Een diepere slijpgeul aan de ene kant, een berg zand aan de andere kant. Daartussen een stapel verbogen en verroest metaal. Kleine oases vol met heel veel leven. Dan zijn er nog die paar speciale stukken bodem waar het zand grover is en en zwaarder. Soms liggen er ook kiezels, zoals op de Klaverbank. Dat kleine beetje harde ondergrond veroorzaakt meteen een explosie van onderwaternatuur. Deze expeditie gaat naar de Borkumse stenen, een andere unieke plek in de Noordzee met een stevige bodem. Er liggen hier zelfs grote zwerfkeien. Voor die bodem en die keien ben ik deze keer meegegaan. Dat wil ik met mijn eigen ogen zien.
Een klein stukje van de Borkumse stenen is geselecteerd voor de herintroductie van de platte oesters. Deze zijn uitgezet als natuurherstel project, en de beroepsduikers aan boord gaan dit project monitoren. Gelukkig ligt er vlak naast het oester-vak een groot wrak, dus de wrakduikers zijn ook tevreden. De Fourcault ligt voor anker tussen de uitgezette oesters en het wrak, en met twee rubberboten kan op allebei de locaties tegelijk gedoken worden. Wrakduikers aan stuurboord, beroepsduikers aan bakboord. Ik kom hier voor de speciale bodem, dus ik wil ook graag aan bakboord duiken. Maar de oester-kooien worden door de professionals onderzocht, en die kunnen daar geen amateur-duikers bij gebruiken. Gelukkig is het duikvenster zo lang dat we in twee shifts op de oesters kunnen duiken. De beroeps doen hun ding, en pas als ze helemaal klaar zijn mag ik met nog drie andere amateurs alsnog naar beneden.
Ondanks dat ik hier nooit eerder heb gedoken heb ik wel een soortenlijst in mijn hoofd. In juli is op deze locatie vanuit een bootje met een lange slang één liter water verzameld vlak boven de bodem. Aan boord is dit monster direct gefilterd en een dag later was het bij mij in het laboratorium bij de Wageningen Universiteit. Daar hebben we met een techniek die “eDNA metabarcoding” heet achterhaald van welke soorten vis er allemaal DNA in het water zat. En dat lijstje stond me scherp voor de geest. Zandspiering, pitvis, mul, grondeltjes, tarbot, schar, zeenaald, horsmakreel. Op de bodem aangekomen zijn de eerste vissen die ik zie kliplipvissen, best veel. En juist die staan niet op mijn eDNA lijstje… Voortdurend zwemmen ze rondjes om de oesterkooi en het 3D geprinte kalkstenen kustrif 20 meter verderop. Net binnen mijn gezichtsveld schiet een schol horsmakreeltjes weg. Maar als snel vallen ook de kleine pitvisjes en mulletjes op. En overal grondeltjes. Zandspiering zie ik niet, maar die zitten meestal onder het zand. Ook de niet-vissen waren de moeite waard. Als eerste de massaal aanwezige schelpkokerwormen, die de bodem extra stevigheid geven. Er liggen veel oesters, maar ook zeker evenveel wijde mantels. Veel van de levende schelpdieren zijn ingegraven in de bodem, en daar zie je alleen de sifo’s van. Toch liggen ook genoeg losse kleppen van zwaardschedes, strandschelpen en artemisschelpen. Er kruipen zeesterren rond, sommigen proberen in een groepje een oester te verschalken. Kreeftachtigen zijn er tot mijn plezier ook genoeg te zien. Her en der lopen zwemkrabben, en schuilend in de luwte van een platte oester zie ik een hooiwagenkrab. Onder het 3D geprinte rif zit een grote kreeft die direct dreigend met zijn scharen begint te zwaaien. De diverse verdiepingen zijn bewoond door noordzeekrabben, en bovenop zat de dikste noordzeekrab van allemaal uit te kijken over zijn stukje Noordzee bodem. Als we te dicht bij komen begint ook zij te dreigen met haar scharen. Deze rifbewoners zijn duidelijk gesteld op hun rust. Het wordt tijd om ze deze rust weer te gunnen. De stroming begint aan te trekken, en onze bodemtijd zit erop. Het was een voorrecht om er eventjes met de neus bovenop te mogen zitten.
De tweede duik op de Borkumse stenen besteed ik vrijwel geheel aan het nemen van watermonsters voor eDNA analyse. Nu ik met eigen ogen heb gezien wat er allemaal leeft op dit prachtige stukje Noordzeebodem gaat de data uit het lab en de computer toch heel anders voor je leven. En je ziet met eigen ogen waar de analyse nu wellicht nog te kort schiet. Tijden de opstijging na de tweede duik gaan mijn gedachten kort naar de DNA analyses in het lab in Wageningen. Die kliplipvis die niet op mijn lijstje stond, maar er duidelijk wel zat. Dat moet ik zeker dieper uitpluizen. Ook ben ik erg benieuwd welk eDNA we zullen vinden in het water uit de ballonnen die in het netje aan mijn wing hangen. Maar eerst tijd voor de soep van Tom op het dek van de Fourcault. Het lab lijkt nog erg ver weg…
Reinert Nijland