Door: Jacob Leloux.
Heel kort gezegd noem ik de dag van eergisteren geslaagd. Zonnetje, weinig wind, een prettig en rustig gezelschap en redelijk zicht onder water en weinig stroming en een prachtig onderwaterlandschap.
Marjon en ik zijn nog onervaren noordzeeduikers. Het was gisteren de tweede keer dat we een duiktrip op de Noordzee maakten. Eigenlijk komt het gewoon door het enthousiasme van Klaudie en Ben. Hun lezing afgelopen januari tijdens het Die Hard weekend trok ons over de streep om ook dat aspect van duiken in Nederland te gaan proberen. We kochten meteen hun boek en deden bij Ben en Robertino hun wrakduikspecialty en een Noordzee calamiteiten training met veel plezier en we schreven ons voor enkele noordzeedagen in. We waren gewaarschuwd dat lang niet alle tochten door zouden gaan. Het weer en daarmee de golfhoogten zijn de bepalende factoren. En inderdaad, twee tochten op een rij gingen niet door, dus gaven we ons vorige week op voor gisteren als alternatief voor een van de afgelaste tochten.
Dinsdag avond arriveerden we op de Trawlerkade in IJmuiden om tien uur ’s avonds. Daar lag de Mattanja met Klaas Boereboom als schipper. De van oorsprong Urker kotter was in 1960 gebouwd voor de kabeljauw visserij en wordt nu door een vereniging van vrijwilligers liefdevol omgebouwd en in stand gehouden als duikersschip. Het was opkomend water, we laadden de spullen op het schip en bouwden onze setjes op en doken onze pas geschilderde hutten in om te slapen. Wekker op half zeven. Woensdag vlak voor zeven uur komen de laatsten aan boord. Het is een grote groep duikers: een paar instructeurs met cursisten, die hun wrakduikspecialty volgen, een stel routiniers, Ben en Klaudie natuurlijk. NOB corifee HES van Schoonhoven (“ik ben bijna zeventig, maar iedereen schat mij niet ouder dan negen en zestig”) ging ook mee als een soort presentje van Ben aan hem voor het maken van enkele illustraties voor het “Wrakken: schatkamers van de Noordzee” boek.
Het zal een uur of half acht geweest zijn dat we afvoeren. Naar het westen, naar het wrak van het in 1973 gezonken cargoschip de Leliegracht. Op het achterdek werd een briefing gegeven. Ik moest even over de reling hangen ondanks dat ik wat roze pilletjes genomen had. Er werd netjes aan het wrak geankerd. Beneden gekomen zaten we meteen op een berg van abstracte roestige sculpturen overgroeid door allerlei kleuren van zee-anjelieren omgeven door kleine schooltjes met steenbolken en kabeljauw. Wij gingen eventjes over de wand van het schip naar de zandbodem om daar naar het leven te kijken en daarna nog wat op de centimeter over de oude scheepswand te kijken wat daar allemaal te zien was. Zo zagen we een klein paarsig beestje, waarvan ik nu vermoed dat het een kleine soort Galathea was. Anderen gingen oefenen met reelen of hier en daar nog een krab bevrijden uit netten.
Na een lunch met heerlijke tosties zaten we lekker in het het zonnetje tot we rond een uur of vijf weer naar beneden gingen. Wij zwommen ongeveer het zelfde rondje en zagen weer andere beestjes. We zagen een dood helmkrabbetje met relatief korte scharen. Volgende keer moet ik toch even een apart doosje mee nemen voor dit soort vondsten, thuis gekomen was het al zijn poten al kwijt. Aan boord waren sommigen al weer bezig noordzeekrabben uit netten te halen. Over de netten liepen kleine porcelijnkrabbetjes.
Een bord macaroni en een rustige reis terug naar de haven waar we aankwamen met laagtij. En dat zorgde voor wat tilwerk om alle spullen van iedereen op de twee meter hogere wal te krijgen. Echt, het was een geslaagde dag. Wat mij betreft voor herhaling vatbaar.