Het is donderdag 1 september, de eerste dag van de meteorologische herfst en ook de eerste duikdag van de September Expeditie. De wekker is om 06:45 gegaan na een rustige nacht in de haven van Lauwersoog. Er staat een stevige windkracht 3-4 vanuit het oosten dat mooi en droog weer met zich meeneemt. Meestal heb ik een dag nodig om redelijk in te schommelen maar het blijkt dat ik er nu niet meer dan 1 uurtje voor nodig heb. Dat scheelt weer een keer ontbijten. Het Noordzeewater boven de Waddeneilanden lijkt een stuk groener dan zijn westelijke tegenhanger rond de kust van Scheveningen. Tevens valt het ook op dat we er wat donker inkijken. Het is nog vroeg en de opkomende zon heeft nog niet de kracht om het water dieper te verlichten.
Vandaag staan er twee duiken gepland op twee wrakken ten noorden van Schiermonnikoog. Het doel van de duiken is om zoveel mogelijk afval op te ruimen dat overboord is geslagen van de MSC Zoë in januari 2019. De eerste duik staat om half negen gepland op de Amerskerk, een Nederlands transportschip dat tijdens de tweede wereldoorlog geconfisqueerd is door de Duitsers en gebruikt werd voor bevoorrading van andere schepen. In 1944 is de Amerskerk getorpedeerd door een Brits vliegtuig en heeft het zijn rustplaats gevonden op een diepte van zo’n 20 meter.
Al vrij gauw tijdens de afdaling wordt duidelijk dat het niet alleen de schuld is van de laagstaande zon dat het water er donkergroen uitziet. Het zicht is minder dan twee meter en op vele plekken niet meer dan één. Door de stevige wind en de laagwater kentering zijn er veel stofdeeltjes en alg in de waterkolom gekomen. Het lijkt alsof we de bodem zoeken van een bord vol erwtensoep. Ik duik samen met mijn buddy Sven als laatste en hebben we niet veel keus wat we gaan doen onderwater. Onze taak is om alle gidslijnen op te halen en de ankerlijn te heffen. Het heeft geen zin om meer te doen dan het minimale met dit zicht en een opkomende stroming. Ons mam’s erwtensoep is ondertussen helderder dan het water waarin we ons op onze laatste minuten bevinden.
Doordat het zicht erg tegenviel, zette schipper Frank koers naar de Pampas, ten noordoosten van de Amerskerk. Dichterbij de Deense en Duitse kust bestaat de bodem meer uit grint en stenen in plaats van erwten en knolselderij en dit zal het zicht goed doen. De Pampas is verloren in het voorjaar van 1953 en ligt op een diepte van 20 meter. Het is nu twee uur en de zon heeft hier duidelijk minder moeite om het water te penetreren. Bij een kijkje overboord is de hoge water kentering te zien die soep verdreven heeft voor water waar je hart sneller van gaat kloppen en je zin krijgt om je droogpak aan te trekken. De oorzaak van het fataal worden van de Pampas is niet bekend maar veel is er niet van het wrak over. Hier en daar staan er nog spanten en met de oorspronkelijke 70 meter lange boeg lijkt mikado mee gespeeld. Doordat het zicht beter is, is er veel meer te zien en kunnen we ons nu als laatste buddy paar ook nuttig maken. Sven en ik bijten onze tanden in een opeenhoping van netten die verzameld zijn op een omhoogstekende balk van het wrak. Duidelijk zijn de verschillende netten te zien die zich in de loop van de tijd hier omheen hebben geknoopt. De buitenste laag bestaat uit jongere, dunnere netten en de kern bestaat uit een tros dik touw waar maar moeilijk doorheen is te komen. Met al het letterlijke getouwtrek degradeert de term droogpak vrij vlot tot een marketingterm en is mijn rechtermouw helemaal vol gelopen.
Terug aan boord is de stemming vrolijk van een zeer geslaagde duik met goed zicht en een goede vangst. Bij het uithalen van de buit wordt het dek bezaait met netten, kleding, kabelbomen, koplampen, en allerlei stekkers en pluggen. Dit is typisch verloren waar van de MSC Zoë. Dit is waarvoor we hier gekomen zijn en de missies Amerskerk en Pampas zijn geslaagd.
Arjan van Uem